Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is blond. Vijf jaar oud, in de auto. Wij raden, maar het is allemaal niet goed. “We geven het op. We weten het niet”. De vijfjarige giert het uit van het lachen. “Ik ook niet!”. De driejarige zegt “Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is rood. Ik heb een tip. Het is mijn horloge”. Bloedserieus. Nu krijgen wij de hik van het lachen. Oma en opa zijn is pret, veel pret.
In 1967 viel ik van de schommel aan de boom links, achter de sterrenwacht Leiden. Te stoer geschommeld, want de dochter van prof Henk van de Hulst woonde daar, een klasgenootje. Het touw brak en de zwaartekrachtwet van Newton trad in werking. Ik brak mijn pols.
Het boek De Olifant in het Universum gaat over donkere materie waar de astronoom van de Hulst mee bezig was, met de radiotelescoop in Westerbork. Astronomie is natuurkunde in het groot. Dat was een vak op school. In dat jaar heb ik de tientallen natuurkunde formules aan elkaar doorgerekend. Op je 17e denk je namelijk dat die E=Mc2 van Einstein er toch ook overzichtelijk uitziet. Ik dacht dat als je met 2 begint met de ene eenheid, kilogram massa bijvoorbeeld, je aan het eind via de wetten voor warmte, elektriciteit etcetera weer op 2 uitkomt. Maar dat klopte niet. Er kwam geen 2 uit. Ik vroeg aan meneer van de Hulst waar de denkfout zat. Hij kwam er niet uit. Mijn natuurkunde leraar wel. Na een paar weken zei hij “Geen rekenfouten, meneer van Duijn (zo werden leerlingen toen aangesproken). Maar er ontbreken formules. Die staan in deel V en dat deel hebben we nog niet behandeld”. Ik miste wat. Donkere materie is ook iets wat ontbreekt. Daarover gaat dat olifant boek. Het is niet te zien, niet te meten, maar men denkt dat het bestaat. Want anders klopt de kennis over het heelal niet. 80% van het heelal bestaat uit donkere materie. Het is er, maar is onmeetbaar. Niemand ziet het geheel. Zoals de drie blinden die bij een olifant staan. De ene voelt de poot van de olifant (een boom!), de ander de slagtand (een speer!), de derde de slurf (een brandslang!). Maar zelfs samen hebben ze geen idee hoe een olifant er uitziet. Astronomie is ook filosofie.
We hebben meegeholpen met vaccineren, mijn vrouw en ik. Prikken lukt wel, maar dat optrekken van het vaccin in een spuitje is een kunstje. Dat hebben ze me geleerd, die gepensioneerde verpleegkundigen. Ze zijn streng, want ik ben slordig. Thuis hebben we speciale glazen voor mij, omstootbestendige, dat hadden ze gauw door. “Kijk, dat doe je zo. Goed opletten, Nico!”, zegt zo’n pinnige pleeg. “Levenslang ervaring met het opvoeden van dokters”, zegt ze grijnzend tegen de rest. Er zijn wel precieze dokters, orthopeden en anesthesiologen bijvoorbeeld, maar in haar ervaring missen die weer overzicht. Het is me duidelijk. Zolang haar soort de baas is marcheert het. Ze heeft gelijk. Zonder deze plegen wordt het een bende. Ik mag dit slag wel. De ruggegraat van de zorg.
Gelukkig heb ik een matig geheugen. Dat is een zegen. Films zie ik een paar keer met genoegen, boeken kan ik twee keer lezen. Mijn vrouw krijgt steeds weer complimenten over dezelfde nieuwe schoenen. Op straat ontmoet ik voortdurend nieuwe mensen. Mijn geheim is een goed archief, met index. Daar ben ik dan druk mee, elk jaar zo’n 10 MB aantekeningen. Want zoeken in mail of verkenner werkt niet, omdat ik naam en onderwerp vergeten ben. Van die man, die ik iets beloofd heb, maar wat? En lijstjes op tafel, naast de computer, en in de succesagenda. Het werkt. Dus als u mij op straat ziet knikken, denk dan niet dat ik enig idee heb. Als u terug knikt, dan kent u mij wel. Of uw geheugen is even beroerd als het mijne.
In de super zie je soms zo’n stuiterballetje. Moeder zegt “We gaan hierheen. Leg die chips maar terug”. Dat jochie doet dat vrolijk en stuitert achter haar aan. Veel moeders zijn natuurtalenten. Een andere ouder houdt tegen zijn peuter op te luide toon erg ingewikkelde verhalen over wat moet en niet mag, want anders…. Eigenlijk demonstreert hij publiekelijk wat een fantastische vader hij eigenlijk is. De peuter snapt er niets van, maar hij doet iets niet goed. Dat snapt ie wel. Gelukkig loopt er ook zo’n blij ei van vier jaar. Zo eentje die met iedereen een praatje aanknoopt. “Heb jij een baby in je buik?” Nee, kind, ik ben gewoon te dik. Ik eet teveel chocola”. Het blije ei kijkt nadenkend en rent naar haar moeder, “Mama, ik wil ook een dikke buik!”. Ik ga graag naar de supermarkt.
Tsarina Catharina had nogal eens minnaars. Maar ze was veeleisend. Een speciale hofdame probeerde tevoren de kandidaat-minnaars uit, in bed. Pas bij een positief rapport van de hofdame werd zo’n minnaar uitgenodigd in de keizerlijke bedstonde. Op een dag was de Tsaar dat gerotzooi zat. Hij liet de minnaar van de maand arresteren en veroordeelde hem tot de gevangenis. “Ach lieve man, verleen hem gratie!”, smeekte de Tsarina. Hij antwoordde “In geen geval, naar Siberië!”. Catharina, de schat, vond gewone gevangenisstraf wel voldoende. Ze vroeg de notulen van het oordeel op en schrapte de komma. In geen geval naar Siberië.
De niet-beroepsbevolking, 3,2 miljoen mensen die niet willen werken of niet kunnen werken. Tien keer meer mensen dan er in de WW zitten. Nog los van partime werkenden. Overal is personeelsgebrek. Als de nood echt aan de man is, dan moet je ze verleiden. Studerenden bijvoorbeeld, die moeten vooral studeren. Maar voor €20 netto uurloon komen ze echt wel een weekend werken. Zorgtaken thuis? Ja, dan ben je minder beschikbaar. Gratis kinderopvang gaat de regering regelen. Maar declarabele oppas thuis en een taxi na een late dienst, dat kon wel eens helpen. Gepensioneerden ook. Die moet je gericht vragen, op de man af. Maar geen tien uur diensten, en alleen voor wat ze leuk vinden om te doen. Arbeidsongeschikten dan? De meesten zijn echt niet geheel verlamd. Velen kunnen wel wat, maar maatwerk is nodig, begeleiding soms. Die 3,2 miljoen mensen zoeken geen werk. Ze hoeven niet meer zo nodig. Maar als het echt moet omdat het crisis is, dan kun je ze wel vragen, verleiden of gewoon kopen met leuk geld. Ze komen niet uit zichzelf. Bel ze en vraag wat ze nodig hebben. Om ons door de crisis te helpen.
Paaltjes, om te voorkomen dat een auto een fietspad oprijdt. Gebeurt dat dan zonder reden? Witte middenstrepen op een fietspad in het bos. Zijn daar zoveel fietsbotsingen dan? Betonblokken om te zorgen dat een vrachtwagen chauffeur ‘ns een keer over een stoeprand rijdt. Doet ie dat expres dan? Borden met Passeerplaats, Pas op, Parkeren. Zijn we massaal blind dan? Laten we alle verkeersborden, witte strepen en paaltjes weghalen. Alleen wat aanwijzingen bij kruisingen wie voorrang heeft. Ik denk dat er niets ergs gebeurt. Want we zijn geen verkeershufters. En de echte plurken malen niet om borden.