Donkere materie en de olifant

In 1967 viel ik van de schommel aan de boom links, achter de sterrenwacht Leiden. Te stoer geschommeld, want de dochter van prof Henk van de Hulst woonde daar, een klasgenootje. Het touw brak en de zwaartekrachtwet van Newton trad in werking. Ik brak mijn pols.

Het boek De Olifant in het Universum gaat over donkere materie waar de astronoom van de Hulst mee bezig was, met de radiotelescoop in Westerbork. Astronomie is natuurkunde in het groot. Dat was een vak op school. In dat jaar heb ik de tientallen natuurkunde formules aan elkaar doorgerekend. Op je 17e denk je namelijk dat die E=Mc2 van Einstein er toch ook overzichtelijk uitziet. Ik dacht dat als je met 2 begint met de ene eenheid, kilogram massa bijvoorbeeld, je aan het eind via de wetten voor warmte, elektriciteit etcetera weer op 2 uitkomt. Maar dat klopte niet. Er kwam geen 2 uit. Ik vroeg aan meneer van de Hulst waar de denkfout zat. Hij kwam er niet uit. Mijn natuurkunde leraar wel. Na een paar weken zei hij “Geen rekenfouten, meneer van Duijn (zo werden leerlingen toen aangesproken). Maar er ontbreken formules. Die staan in deel V en dat deel hebben we nog niet behandeld”. Ik miste wat. Donkere materie is ook iets wat ontbreekt. Daarover gaat dat olifant boek. Het is niet te zien, niet te meten, maar men denkt dat het bestaat. Want anders klopt de kennis over het heelal niet. 80% van het heelal bestaat uit donkere materie. Het is er, maar is onmeetbaar. Niemand ziet het geheel. Zoals de drie blinden die bij een olifant staan. De ene voelt de poot van de olifant (een boom!), de ander de slagtand (een speer!), de derde de slurf (een brandslang!). Maar zelfs samen hebben ze geen idee hoe een olifant er uitziet. Astronomie is ook filosofie.