Kleutertje wil niet dood

Mama, wie is dat op de foto? Mama naast haar oma, beide lachend. “Dat is mijn oma”. Oma? Onze oma? Nee, onze oma is mijn moeder en jouw oma. Dit is mijn oma, de moeder van jouw oma. Maar deze oma is dood. Ze was heel erg oud. Het knulletje moet er om huilen. “Dus als ik heel oud word ga ik dood. Als ik tien ben, dan ben ik heel oud”. Hij kan goed tot tien tellen. Hij schrikt van zijn eigen gedachte. “Maar dat wil ik niet. Ik wil niet dood. Ik kan niet zo lang stil zitten en mijn adem inhouden”. Diepe gedachten en een praktische instelling. Een verwarrende combinatie voor een jochie van vier.

Dansen

Dansen, je moet er talent voor hebben. Kleindochter van 5 jaar heeft dat, moeder en oma ook. Ze verzinnen de bewegingen ter plekke, op muziek. Onbegrijpelijk, zomaar uit hun hoofd. Dansen met voorgeschreven stapjes, dat lukte me wel, vroeger. Een paar jaar wekelijks dansles met zijn tweeën, de stapjes uit mijn hoofd leren en me laten sturen door haar. Dan lukte het. Want mijn benen instrueren die ingewikkelde bewegingen te maken, en ook naar de muziekmaat luisteren, dat kan ik niet, die twee dingen tegelijk doen. Ik de pasjes, zij de maat, dat was de taakverdeling. Dat was wel eens lastig voor haar. Dan stond ik plotseling stil op de dansvloer om te vragen of er niet ook een linksomdraai hoorde hier. Even een instructief gesprekje, en ik kon weer door. Tot ze rechtsomdraaide. Dan lagen we dubbel van het lachen. Want lol hadden we wel, op dansles.   

Op TV wordt er heel anders gedanst. Daar springen ze alle kanten uit, en met zijn allen nog tegelijk ook. Armen en benen vliegen de verkeerde kant op zonder dat de dansers omvallen. Het ziet er knap aanstellerig uit, zeker met die rare gezichten die ze er bij trekken. Maar dat schijnt zo te horen. Eén-twee-drie verschillende stapjes en dat dan heel overzichtelijk steeds herhalen, dat doen ze op TV nooit. In het theater is het weer anders. Daar verbeelden ze al dansend iets uit. Ze dansen een boodschap, zo laat ik me dan uitleggen. Dat is nogal omslachtig en bewerkelijk. Al die gekleurde gympakjes aantrekken, lampen bedienen, de muziek, en een hoop personeel om de gordijnen open en dicht te doen. Om verdriet uit te beelden, of afscheid. Dat kan efficiënter, vind ik. Lees een gedichtje voor en je hebt je boodschap ook gebracht. “Truus is verdrietig, want ze neemt afscheid van haar geliefde”. Klaar. Eigenlijk is dansen overbodige bewegingen maken. Dat is mijn talent: in een paar woorden zeggen waar anderen een hele avond voor in het theater moeten zitten.
 

Achterdocht

Achterdocht is achterdenken, er iets achter zoeken.

De overheid heeft kwade bedoelingen. Dit is een achterdochtige opvatting. Als de overheid het regelt zal het wel mis gaan. Als particuliere bedrijven het regelen willen ze alleen geld verdienen. Allemaal achterdocht. Er is ook een vertrouwen-denkwereld. Die mensen mopperen evenzeer op de slordigheid, op de domheid van de overheid. Dat zouden ze zelf veel beter doen en ze richten een actiegroep op, persoonlijk, niet stiekem, niet anoniem. Een enkeling pakt zelfs door en wordt raadslid.

Achterdochtdenkers richten anonieme actiegroepen op, stiekem stoken op Twitter, hoodie op. Ze zien zwart en wit met niks ertussen. Ze vertrouwen de meerderheid niet. En die cijfers, die deugen niet, want de bedoelingen van deskundigen deugen niet.

Vertrouwendenkers vinden dat de meerderheid beslist, ook als dat een foute beslissing is. Vertrouwendenkers zijn te overtuigen met argumenten en feiten. Meestal is het grijs, zelden zwart of wit. Ze accepteren onzekerheden. Ze begrijpen dat twee deskundigen het oneens kunnen zijn en het toch beide goed bedoelen. Twee denkwerelden die elkaar niet verstaan.

Zelf heb ik liever de onvolmaakte wereld die ik niet goed snap, met zijn rommelige, machteloze overheid. Liever domme slordigheid en sorry, dan achterdocht en hou je bek. Eerst maar eens luisteren, want misschien zit er wat in, in dat verhaal. Het is allemaal niet best. Maar iets beters hebben we niet. Ik plak me maar vast aan vertrouwen. Demonstratief.

korte broeken

We hebben het weer gehad, het korte broeken weer. Gelukkig maar. Want het zag er niet uit, wat mannen in de kast hebben liggen aan korte broeken. Flodderige voetbalbroeken van toen ze nog bij de veteranen voetbalden. Vale vakantiebroeken van toen ze nog geen buikje hadden. Mannen gooien korte broeken blijkbaar nooit weg, zoals vrouwen dat doen: nieuwe kopen, oude weggooien. En die mannenbenen. Je ziet een vrouw nooit naar mannenbenen fluiten. Dat zegt toch iets. Gelukkig tatoeëren mannen niks op buik of benen, zoals vrouwen dat doen. Stel je voor, ‘Max Champion’ op zo’n bleke harige kuit. Of ‘Mama’ op een blote Heineken buik. Allemaal niet het geval. Maar die korte broeken… Ik hoop op een lange gure herfst.

Boos

Het peutertje heeft last van boosheid, als hij zijn zin niet krijgt. Zijn zusje moet het dan ontgelden. Tegelijk vind hij zijn bui vreselijk. Maar hij wordt opgevoed en het gaat beter. Laatst zei hij met een verdrietig stemmetje “Ik ben boos. Dat wil ik niet”. Tot dan toe moest je uitkijken voor een uithaal van hem. Niet meer. Een knuffel, een snikje, en hij holt vrolijk door. Dit jochie gaat het wel redden.

Kwartetten

De kleintjes zijn aan het kwartetten. Ze willen allemaal een waaier kaarten in de hand. “Mam, kun je even helpen? De kaarten zitten onderstekop”. Volgend jaar in de Van Dale, dit nieuwe woord.

Voetbalkenners

Ik stap wel eens binnen in de torenkamer, als er voetbal is. Op het TV-scherm krioelen mannetjes in gekleurde pakjes, bizarre kapsels en tattoos. IJdel volkje dus, en geweldige aanstellers als ze een douw krijgen. Het spel volgen is lastig, Voor je het door hebt spelen ze de andere kant uit. Het beste is alleen ‘Goed hoor!’ te roepen bij ‘Ja!!-goals’. Bij ‘Ja!!-goals’ ontploft het scherm, de menigte schreeuwt uitzinnig. En die kerels op het veld knuffelen elkaar. Zo schattig! Alleen dan moet je ‘Goed hoor!’ zeggen, alleen dan. Want bij de rest hebben de voetbalkenners commentaar. “Kijk daar, dat is toch (onbegrijpelijke naam, maar nooit Arie)? Wat doet ie daar nou? Bij Fortuna deed hij ook al zo raar. Verkopen, die man!’ Verkopen van mensen is toch verboden? En zeker gênant als om een donkere meneer gaat. Ik zeg er maar niets van. Want ik heb geen verstand van voetbal.

Hersenen

Zomaar een gedachte van een vijfjarige, die veel belangstelling heeft voor boekjes over het menselijk lichaam, tijdens het kleuren van een eenhoornplaatje. “Ik ben de baas over mijn hersenen. Maar de hersenen zijn ook de baas over mij. Want die gedachten komen daar vandaan”. Ze wijst naar haar hoofd. “En het zijn mijn gedachten”. Ze lijkt het dubbele heel gewoon te vinden. Ze heeft wonderlijk gelijk. Ze snapt het echt.

Mannenbroeken

De helft van mijn broeken zit beroerd, zo ontdek ik na aankoop, nooit in de winkel. Ze zakken af, te strakke pijpen of ze klemmen bij zitten. Het is altijd wat. En dan die vreselijke knopen Ooit diarree gehad met een knopenbroek? Verkeerde zakken, ook zo’n euvel. Waar je niet lekker je handen in kunt steken, of waar je spullen uit glijden in de auto. Uit één van mijn broeken rolt steeds mijn portemonnee uit de kontzak, op de WC. Dat bedenk je niet in de winkel. Daarom koop ik liever een paar broeken tegelijk. Met een beetje geluk is er eentje goed te dragen.

Oorlog

“Kijk, mam, die gaan ook naar de oorlog!”, zegt een jochie als we langsfietsen, die met zijn ouders ook naar de dodenherdenking onderweg is. We zijn netjes gekleed, ik met gemeentestrop om, lintje ridderorde op. Zo heb ik het nog nooit bekeken, een ridder van Oranje Nassau die op de fiets ten oorlog trekt, op de markt in Almere Haven.