Kwartetten

De kleintjes zijn aan het kwartetten. Ze willen allemaal een waaier kaarten in de hand. “Mam, kun je even helpen? De kaarten zitten onderstekop”. Volgend jaar in de Van Dale, dit nieuwe woord.

Voetbalkenners

Ik stap wel eens binnen in de torenkamer, als er voetbal is. Op het TV-scherm krioelen mannetjes in gekleurde pakjes, bizarre kapsels en tattoos. IJdel volkje dus, en geweldige aanstellers als ze een douw krijgen. Het spel volgen is lastig, Voor je het door hebt spelen ze de andere kant uit. Het beste is alleen ‘Goed hoor!’ te roepen bij ‘Ja!!-goals’. Bij ‘Ja!!-goals’ ontploft het scherm, de menigte schreeuwt uitzinnig. En die kerels op het veld knuffelen elkaar. Zo schattig! Alleen dan moet je ‘Goed hoor!’ zeggen, alleen dan. Want bij de rest hebben de voetbalkenners commentaar. “Kijk daar, dat is toch (onbegrijpelijke naam, maar nooit Arie)? Wat doet ie daar nou? Bij Fortuna deed hij ook al zo raar. Verkopen, die man!’ Verkopen van mensen is toch verboden? En zeker gênant als om een donkere meneer gaat. Ik zeg er maar niets van. Want ik heb geen verstand van voetbal.

Hersenen

Zomaar een gedachte van een vijfjarige, die veel belangstelling heeft voor boekjes over het menselijk lichaam, tijdens het kleuren van een eenhoornplaatje. “Ik ben de baas over mijn hersenen. Maar de hersenen zijn ook de baas over mij. Want die gedachten komen daar vandaan”. Ze wijst naar haar hoofd. “En het zijn mijn gedachten”. Ze lijkt het dubbele heel gewoon te vinden. Ze heeft wonderlijk gelijk. Ze snapt het echt.

Mannenbroeken

De helft van mijn broeken zit beroerd, zo ontdek ik na aankoop, nooit in de winkel. Ze zakken af, te strakke pijpen of ze klemmen bij zitten. Het is altijd wat. En dan die vreselijke knopen Ooit diarree gehad met een knopenbroek? Verkeerde zakken, ook zo’n euvel. Waar je niet lekker je handen in kunt steken, of waar je spullen uit glijden in de auto. Uit één van mijn broeken rolt steeds mijn portemonnee uit de kontzak, op de WC. Dat bedenk je niet in de winkel. Daarom koop ik liever een paar broeken tegelijk. Met een beetje geluk is er eentje goed te dragen.

Oorlog

“Kijk, mam, die gaan ook naar de oorlog!”, zegt een jochie als we langsfietsen, die met zijn ouders ook naar de dodenherdenking onderweg is. We zijn netjes gekleed, ik met gemeentestrop om, lintje ridderorde op. Zo heb ik het nog nooit bekeken, een ridder van Oranje Nassau die op de fiets ten oorlog trekt, op de markt in Almere Haven.

Mama kookt

In een gezinnetje kan mama niet koken. Nou ja, boerenkool, maar dat lusten de kinderen niet. En frites halen en pizza opwarmen, dat kan ze ook. Papa kookt altijd. Die moet een weekend weg. Hij bereid eten voor morgen voor. Bij het eten complimenteert de 5-jarige zijn moeder. “Lekker, mama. Dat heb je goed opgewarmd”.

Design douche

“Wat een mooie douche in dit hotel, hè!” zegt ze. Dan weet ik het al. Douchen wordt een onderneming. Vroeger had je een blauwe koude kraan en een rode warme. Die draaide je open of dicht. Nu niet meer. Er zijn twee identieke RVS-bonken, zonder aanwijzingen. Draaien aan het geheel of aan de helft, naar links, rechts, of ook trekken, je hebt geen idee. Doe je iets dan sproeit er onverwacht koud water uit een grote bak aan het plafond. Of gloeiend heet water tegen je knie uit zo’n glimmend ding aan de muur. Je hemd glijdt ondertussen van de fraaie RVS-knop, op de natte vloer. Design heet dat; mooi en duur dus. De douche als moderne kunst. “Lekker gedoucht?” vraagt ze. “Douchen is gelukt”, zeg ik trots.

Ik zie ik zie …

Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is blond. Vijf jaar oud, in de auto. Wij raden, maar het is allemaal niet goed. “We geven het op. We weten het niet”. De vijfjarige giert het uit van het lachen. “Ik ook niet!”. De driejarige zegt “Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is rood. Ik heb een tip. Het is mijn horloge”. Bloedserieus. Nu krijgen wij de hik van het lachen. Oma en opa zijn is pret, veel pret.

Moordenaar van Poetin

De moordenaar van Poetin

Hield er steeds de moed in

Zat bommen had hij meegekregen

Kremlins schildwacht zei, hoewel hem zeer genegen,

Geen recent QR-bewijs? Dat komt u er niet in!

Donkere materie en de olifant

In 1967 viel ik van de schommel aan de boom links, achter de sterrenwacht Leiden. Te stoer geschommeld, want de dochter van prof Henk van de Hulst woonde daar, een klasgenootje. Het touw brak en de zwaartekrachtwet van Newton trad in werking. Ik brak mijn pols.

Het boek De Olifant in het Universum gaat over donkere materie waar de astronoom van de Hulst mee bezig was, met de radiotelescoop in Westerbork. Astronomie is natuurkunde in het groot. Dat was een vak op school. In dat jaar heb ik de tientallen natuurkunde formules aan elkaar doorgerekend. Op je 17e denk je namelijk dat die E=Mc2 van Einstein er toch ook overzichtelijk uitziet. Ik dacht dat als je met 2 begint met de ene eenheid, kilogram massa bijvoorbeeld, je aan het eind via de wetten voor warmte, elektriciteit etcetera weer op 2 uitkomt. Maar dat klopte niet. Er kwam geen 2 uit. Ik vroeg aan meneer van de Hulst waar de denkfout zat. Hij kwam er niet uit. Mijn natuurkunde leraar wel. Na een paar weken zei hij “Geen rekenfouten, meneer van Duijn (zo werden leerlingen toen aangesproken). Maar er ontbreken formules. Die staan in deel V en dat deel hebben we nog niet behandeld”. Ik miste wat. Donkere materie is ook iets wat ontbreekt. Daarover gaat dat olifant boek. Het is niet te zien, niet te meten, maar men denkt dat het bestaat. Want anders klopt de kennis over het heelal niet. 80% van het heelal bestaat uit donkere materie. Het is er, maar is onmeetbaar. Niemand ziet het geheel. Zoals de drie blinden die bij een olifant staan. De ene voelt de poot van de olifant (een boom!), de ander de slagtand (een speer!), de derde de slurf (een brandslang!). Maar zelfs samen hebben ze geen idee hoe een olifant er uitziet. Astronomie is ook filosofie.