Economisch bezien zijn er twee soorten mensen: afdingers en vertrouwers. Ik ben een vertrouwer, een economisch weekdier zelfs. Ik vind elke marktkoopman, handelaar of winkelier zielig. Staan ze daar in de kou, of in een lege winkel. Dan ga ik wat kopen, want het is zo sneu. Ook belverkopers vind ik erg zielig, en krantenuitdelers op straat. Zo kwam ik aan een jaarabonnemenent op NRC-Next, en aan een donateurschap voor Iraniërs die in de gevangenis zitten. Die gevangenen vind ik niet zo zielig; veel te ver weg. Maar hun familieleden die op straat snikkende folders uitdelen wel. De afdingers vormen een ander mensensoort. Ik heb iemand gekend die zelfs bij een paar sokken van 5 €
afdong. Lukte altijd, met charme en een geintje. Schaamteloos vind ik dat. Een ander liet twee smart watches zien, gekocht op een internetveiling, van 150 voor 20 € en 15 €. Twee dus, één voor de heb, de ander om weg te geven. Zo zielig, want dat was van de inboedel van V & D met al die huilende winkeljuffrouwen op TV. Hoe durft ze. Gisteren heb ik een barbecue geregeld bij een lokale horeca-ondernemer voor 35 mensen. Offerte getekend voor het dure pakket, met “graag meer vlees dan vis. Mijn medeorganisator, een afdinger, mailt “Moet ie wel wat duurder vlees doen, hoor! Heb je dat niet gezegd? Mooi is dat!” Ik mail terug dat hij me nooit een kunstje zal flikken. Want we hebben al 30 jaar met elkaar te maken en daar zal nog wel 20 jaar bij komen. Dan doe je dat niet. Dat is de dorpseconomie. Die draait op vertrouwen, op loyaliteit. Het is waar, iemand kan in vakmanschap achteruit gaan aan het eind van zijn arbeidszaam leven. Het zaakje verloopt wat, maar je blijft er komen, want je hebt een geschiedenis samen. Dorpsloyaliteit. Je gunt elkaar wat, je vertrouwt elkaar.
Aan het eind rekenen we af. Gaan we zien wie rijker is, de afdinger of de vertrouwer.