Zegt ze in haar racefietsbroek op het terras “Oh jee, het begint bij mijn benen. Allemaal rimpels en losse vellen!” Nee, niet mijn vrouw; een ander van het fietsgroepje. Haar decolleté bij voorover bukken had ik al gezien, maar niets gezegd natuurlijk. Wat zeg je nu als beschaafde man op zo’n opmerking over rimpels en vellen? Niets zeggen, dan kan niet. “Luister je wel? Ik zeg wat!”, krijg ik dan te horen. “Het valt reuze mee!” is een dubieus antwoord. Vermoedelijk ontspint zich dan een discussie over de subtiele verschillen tussen objectief erg, het subjectieve leed en de humane waarde van liegen tegen vrouwen over hun uiterlijk. Ook een hopeloze variant, heb ik besloten. “Nee hoor, niets te zien!” Wordt niet geloofd. Daarom heb ik voor empathische oprechtheid gekozen. In de hulpverlening doet die het goed bij erge ziektes en groot verlies.
“Inderdaad zeg! Wat erg voor je!” Ik kreeg een vork naar mijn hoofd. Een volgende keer toch maar negeren kiezen, en schakelen naar “Nog koffie?”. Natuurlijk moet ik er dan niet bij zeggen dat negeren in de hulpverlening de klassieker is bij onbehandelbaar getut. Lastig hoor, zeker omdat ik er nu achteraan moet zetten – van mijn vrouw – dat ze best mooie benen heeft. Zou ze me geloven?