Sporten en pijn

Ambitieuze sporters lijden pijn als ze tot aan de grenzen van hun kunnen gaan. De hardloper die nog sneller wil lopen, de fietser die een nog langere berg op wil. Het blijkt dat competitieve sporters geen hogere pijndrempel hebben, maar wel een hogere pijntolerantie. Ander onderzoek laat zien dat het sportieve doel – sneller lopen, steiler fietsen – belangrijker wordt als het pijn doet.  Waarschijnlijk speelt nog iets mee: weten waarom het pijn doet maakt dat sportpijn beter te verdragen  is. Dit geldt helemaal als een gewaardeerde sportfysiotherapeut de pijn omstandig verklaart, met tendinitis, overtraind en hamstrings. Dit is de pastorale kant van dat vak, de fysiotherapeut als priester. Heel anders is het gesteld met chronisch pijnpatiënten.

De pijn dient geen doel. Er is alleen maar nadeel. Er is geen oorzaak voor hun pijn, hoogstens een auto-ongeval jaren terug. Dat de pijn is gebleven, dat is een raadsel. Daarom hebben ze een lagere pijntolerantie dan de atleet.  Pijnpatiënten hebben ook  een lagere pijndrempel. Pijn zonder overbelasting, sommigen zelfs pijn zonder iets te doen. Toch zeggen chronisch pijnpatiënten dat ze een hoge pijndrempel hebben. Ze bedoelen te zeggen dat ze veel pijn hebben. Dat is ook zo.  Een lage pijndrempel erkennen kan moeilijk, want dat suggereert in onze cultuur dat ze niet flink zijn, dat ze het zelf veroorzaken. Dat is niet zo. Maar ze kunnen de pijn wel beïnvloeden. De kunst is dus de pijn een doel te geven door iets pijnlijks te doen. Daarom is sport zo goed voor chronisch pijnpatiënten, en een ambitie in het leven, iets graag willen. Welke sport en welk doel, dat is de kunst.  Wie die kunst leert, die ervaart dat de pijn op den duur minder wordt. Hun pijndrempel wordt hoger, normaler, de pijntolerantie neemt toe. Pijnpatiënten worden sporters met ambitie, en pijn.

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22607985