Problemen

Onoplosbare problemen kun je oplossen door ze te veranderen. Daar zijn twee manieren voor: maak het probleem groter of maak het probleem kleiner. Eerst het kleiner maken.

Elk probleem is samengesteld uit stukjes, puzzelstukjes dus. Dat klinkt goed, want piekeren is ‘to puzzle’ in het Engels. Bij onoplosbare problemen zijn de puzzelstukjes zo verschillend dat ze niet goed passen. Denk aan iemand die uitgeput is. Dat is het probleem en hoe los je dat dan op? Neem die man die een moeilijke tijd doormaakt. Een conflict op het werk met ontslagdreiging, een bijbaan met stress, een burenruzie over een boom, één kind gedijt niet op school en moeder in Den Helder ligt ziek. Dit houdt niemand vol. Waar moet hij beginnen? Alles moet, niets lukt. De oplossing is de stukjes in volgorde te leggen. Wat is het belangrijkste, voor hem? Wat mag desnoods mis gaan en wat mag beslist niet mis gaan? We nummeren de puzzelstukjes van belangrijk naar minder belangrijk. Hij kiest voor zijn werk. Dat mag niet misgaan. Het schoolprobleem van zijn kind laat hij even. Zijn bijbaan zegt hij op, de buurman kan barsten en zijn familie kijkt maar naar zijn moeder om. Maar het helpt allemaal niet, want een week later voelt hij zich alleen maar beroerder. Het probleem opknippen in kleine puzzelstukjes lukt dus niet, ook al past de puzzel redelijk. Dan zit er niets anders op dan het probleem groter te maken. We keren we de puzzel om. Aan de andere kant staat “Waarom?”. Waarom doet hij zo druk? Wat is dat voor rare, uitputtende karaktertrek?” De onoplosbare legpuzzel is één groot woord geworden: “waarom?”. Dat is de achterkant van zijn probleem. Leuk is het niet, simpeler wel. Meestal zijn simpele problemen oplosbaar, al kan het even duren.