Ik krijg geen hoogte van je. Je bent een maand oud en ik ken je alleen slapend en drinkend. Als je een beetje pruttelt heb je kramp. Dan is het voldoende wat heen en weer te lopen met je. Blijf je pruttelen dan heb je honger. Na voeden ga je dan weer slapen. Zelfs toen Jaap met de slagboormachine de buurvrouw migraine bezorgde sliep je gewoon door. Want je was gevoed en dan is het jou allemaal om het even. Als dit zo blijft ga ik plezier met je krijgen. Want zo te zien ga je een probleemloos leven tegemoet. Geen zorgen, geen tegenslag zo erg dat jij je van je stuk laat brengen. Het komt allemaal goed, wat jou betreft. Zorgen zijn er niet zolang de kachel brandt. Ik vermoed zelfs dat als de centrale verwarming uitvalt bij bittere vorst jij onaangedaan naar boven loopt, een trui aantrekt en gewoon doorgaat met je lego. Als je later dikke narigheid met je baantje krijgt, dan zal jou dat niet uitmaken. Je neemt er een avondbaantje bij en trekt een lange neus naar die akelige chef van je. Of je neemt ontslag en wordt kunstschilder. Ik heb daar bewondering voor.
Zelf ben ik wel van de problemen en tobben over teveel oplossingen. Ik zie beren en zeg ”Pas op, Milan!” Jij ziet mooie wolkenluchten en zegt “Kijk, opa, mooi hè!”. Daarom moest je maar mijn adviseur worden. Dan kom ik langs bij je voor advies als ik vastloop in gepieker. Dan zeg jij “Komt goed opa, ik ga je helpen. Nog een biertje?” Ik de zorgen, jij de oplossingen. Ik opletten dat het goed met je gaat en jij die me opbeurt. Mooie taakverdeling. We gaan het goed hebben samen.