Klassieke muziek is meestal van allang overleden componisten. Daar is Radio 4 gauw over uitgepraat. Ze hebben het dus over de diep gevoelde toets van de Griekse pianist Doeterniettoe. U weet wel, dat genie van 15 jaar. Alles in dat wereldje is briljant, absolute top, tragisch grote hoogtes. Een paar kenners horen de verschillen tussen de uitvoeringen. Ik niet. Het is Bach en dart vind ik prachtig. Maar de 6000ste uitvoering klinkt niet anders dan de 6001ste. Oh nee, Radio 4 vindt de 6001ste altijd beter dan de rest. Raar is dat: altijd beter. En dan dat applaus, waarvoor je moet opstaan. Dat orkest doet verdorie zijn werk. Knap, zeker, maar ze moeten het niet overdrijven. Stel je voor dat ik – vroeger – een superbe stervensbegeleiding had afgesloten. De overleden patiënt ligt vredig op zijn sterfbed. Ik pak mijn koffer en dan
verrijst de voltallige familie voor mij, heftig applaudisserend. Ik stap naar buiten door de voordeur. Achter me blijven ze doorklappen. Dan moet ik terug, buigend voor de ovatie. Minzaam glimlachend met een gezicht van “Dank u, maar ik weet al dat ik briljant ben”. Ga ik weer met zo’n bos bloemen naar huis. Klassieke orkesten vinden dit heel normaal. Ik vind het nogal hysterisch.