Wat overwegingen rond een onopgelost probleem: onaangenaam gedrag in buurten. Ik heb geen oplossing, maar kan wel de richting van mijn denken delen. Ik riep onlangs dat twee aanpakken niet werken bij het probleem tussen ‘individueel belang van mensen uit een sneue of irritante groep versus het publiek belang van mede straatbewoners’. Wat niet werkt is een topdown benadering. Een verkapte bevelsorganisatie mislukt in modern Nederland. Schreeuwen tegen een doof paard helpt niet.
Een ideologie helpt evenmin. Een ideologisch gestuurde aanpak is blind voor feiten. Niet zwaaien naar een blind paard, zou je kunnen zeggen.
Er werd bij een bijeenkomst van de woningcorporatie Goede Stede gestemd over de vraag ‘moet de woningcorporatie investeren in mensen?’ Ik stemde tegen. Ik vind dat de woningcorporatie moet investeren in het veranderen van woongedrag, publiek en privé, zo efficiënt mogelijk. De andere partij die deze taak heeft is de lokale overheid. Ieder met zijn eigen rol.
In het algemeen: niet doorgaan met iets wat niet werkt. Inburgering is een voorbeeld: niet effectief en toch gaat men er mee door.
Niet zeulen aan een dood paard, want dan is je methode niet goed; dat het niet lukt ligt niet aan het dode paard.
- Wat rest is doen wat dicht bij je ligt. Je verhuurt, je beheert, je wijst toe en je handhaaft. Dat is wat een woningcorporatie doet. De rest is afgeleid. Methoden uit andere gebieden moet je niet willen gebruiken.
- Zodanig ‘sociaal schaken’ dat individueel misgedrag tot ergernis van anderen door andere individuen ingeperkt wordt, binnen marginale spelregels, dan wel dat goed gedrag gestimuleerd of gehandhaafd blijft.
- Zodanig samenwerken met andere partijen dat iedere partij dingen doet die dicht bij de aard van de eigen organisatie liggen.
- Accepteren dat er dan onvoorspelbare dingen gebeuren. Beleid maken is dan eerder slimme spelregels verzinnen in plaats van een concreet resultaat willen bereiken.
- Een goed resultaat bij deze aanpak is goed als er met weinig gesjor iets uitkomt waar alle mensen even ontevreden over zijn. Wat er uit komt weet je niet, en geeft ook niet.
Voor een woningcorporatie betekent dit sturen met
- huur,
- beheer,
- toewijzing en
- handhaving.
Uit de ‘stuurkunde’ is bekend dat alleen positieve feedback niet werkt. Marginale negatieve feedback werkt wel. De positieve feedback is dan het voordeel wat mensen ervaren.
Tuinen een bende >> kies uit 1 t/m 4. Ik zou 1. huur kiezen. Variabele huur afhankelijk van de toestand van de tuin. Fijnregeling uitproberen met 10% , 20%, 40% is beroerd, die tuin, en die mensen een huurverhoging geven. Welk percentage het beste werkt moet blijken. Misschien is 2% genoeg. Beslissen over uitzonderingen overlaten aan de bewoners van de straat zelf: een bewonersberoepscommissie die maximaal een jaar een wanorde met redenen accepteert.
Toewijzing van huis aan hufters >> 3. toewijzing en 4. handhaving zijn dan de elementen. Direct er uit zetten bij de eerste hufterigheid en direct weer een woning toewijzen, desnoods allemaal binnen drie maanden. Durf dat eens een aantal keren te doen. Bij de vierde huisuitzetting binnen een jaar gaat de grootste hufter zich gedragen. Zo niet, dan nog 10 keer uitzetten. Nooit opgeven, want de spelregel is dat je geen overlast veroorzaakt. Voordeel is dat de andere straatbewoners zien dat je handhaaft. Je kiest in feite voor de andere straatbewoners zonder je primaire taak, huisvesting van iedereen, te verloochenen.
Reguliere lekkages, woningellende >> 2. beheer en 4. handhaving, analoog aan wat verzekeringen doen met claims. Snel repareren voor brave huurders, traag voor zich misdragende huurders. En dit openlijk doen. Wat snel is en wat traag al doende bijregelen.
Langs deze gedachtelijnen zijn er vele oplossingen te verzinnen voor vele problemen. Het aardige is dat je processpelregels maakt en die bijstelt. Je draait al doende aan de knoppen en kijkt wat het beste werkt. Je weet niet wat er uit komt. Je spreekt ook geen resultaat af. Je spreekt spelregels af. En je doet uitsluitend wat je helemaal alleen ook kunt doen, zonder overleg met andere partijen.
Een voorbeeld
Een voorbeeld uit de tijd dat we in het weekend regelmatig met 4 kinderen zaten, basisschool leeftijd, een tijdje met 6, 2 pleegkinderen erbij. De spelregel was dat wij als ouders bepalen wat er op tafel komt. Lof, spruiten, tomaten, kool, dat bepaalden wij. De kinderen bepalen hoeveel ze opscheppen, maar dat aten ze dan ook op. Dat kon leiden tot 1 spruit, of 1 doperwt op het bord. En dat gebeurde ook. Wie zijn bord niet leegat kreeg geen toetje. En oh ja, je mocht één ding niet lusten. De één koos tomaat, vond paprika ook vreselijk, maar at de paprika – een snippertje – zonder morren op, want tomaat was erger.
We hoefden nooit te handhaven. Dat deden ze onderling.
Toen nam ik een keer een slecht etend jochie uit de praktijk mee naar huis. Onze kinderen hadden hem in een half uur opgevoed. We hebben niet geintervenieerd. Zijn bord at hij voor de eerste keer van zijn leven schoon op (bonen, hij dacht dat hij dat niet lustte). Na die ene keer at hij thuis met die spelregels zonder grote problemen.
Nou ja, zomaar wat gedachten.
Nico van Duijn
(Brief aan Arjan Deutekom, woningcorporatie Goede Stede; naar aanleiding van een conferentie in juni 2009)
Literatuur
- J van Ginneken. De kracht van de zwerm, zelfsturing in organisaties. Amsterdam, Antwerpen, 2009: Business Contact