Een beetje tegen mijn gewoonte in – vandaag is leuker dan gisteren – toch even over vroeger, over de geboorte van Almere, 40 jaar geleden op 1 december 1976. Van alles was een eerste. Ik de eerste dokter met een praktijk van 40.000 hectare, heel Zuidelijk Flevoland. Met de eerste ambulance was dat de hele zorg. De eerste baby was de mooiste. Maar er waren meer eerste gebeurtenissen. De eerst overledene en de eerste plant. De eerste boom die de strakke lijn van de horizon doorbrak en de eerste keer dat de slagboom op de dijk aan gort gereden werd. De eerste vos en de eerste moord. De eerste echtelijke ruzie en het eerste feest. De eerste buitenechtelijke relatie en de eerste strenge winter dat we het dorp niet uit konden. De eerste democratie, onze zelf benoemde Raad van Overleg, en het eerste milieuprobleem. Allemaal uniek toen. Achteraf was het unieke wat anders.
Velen waren twintigers. Ik was 27 jaar. En dan is voor de eerste keer iets doen, iets meemaken eigenlijk heel normaal. Onze persoonlijke voorgeschiedenis was voor de meesten nogal gewoontjes. Uniek was dat we met zijn allen een hele samenleving op poten zetten, met de stedenbouwkundigen op de achtergrond. Overigens stuurden die meer dan we doorhadden. Op het oude land, want zo heette de rest van Nederland over de brug, waren al die eerste dingen natuurlijk al duizenden jaren daarvoor gebeurd. Maar dat telde niet. Vergelijken deden we niet. Toch is Almere een heel gemiddelde Nederlandse stad geworden. Blijkbaar hadden we meer geschiedenis in ons dan we wisten. Blijkbaar was het Nieuwe Land niets meer dan een nieuw stukje aan het Oude Land; een oude Nederlandse traditie. Gelukkig beseften we dat niet. Want voor ons was alles wel de eerste keer. En dat telde, vonden we.