Op het terras van de Markt zitten vier levenswijze middelbare mannen. Dit biermoment wordt steeds onderbroken door groetende langslopers. Wie groette je daar? Vraagt de één aan de ander die begroet wordt. Geen idee, zegt die ander. Ik ken zijn gezicht al jaren, maar het is wat pijnlijk als ik laat merken dat ik zijn naam niet ken. Gezichten herken ik feilloos, maar zonder namen.
Op mijn werk ken ik wel alle namen bij de gezichten. Erg makkelijk, maar pijnlijk als ik ze buiten tegenkom. Ook wel rustig, nooit praten over werk buiten kantoor. Grappig, zegt de ander, ik heb dat andersom. Ik herken stemmen, maar geen gezichten. Sterker nog, ik kan letterlijk citeren wat iemand jaren geleden gezegd heeft. Erg makkelijk in mijn vak. Maar bij zwaaiende mensen heb ik geen idee. Wel rustig trouwens, ik zwaai gewoon terug. Ach, zegt de derde berustend, visueel en auditief kan ik niks. Daarom heb ik een bureaubaan, met weinig sociaals er in. Oogcontact vermijd ik, om groeten te vermijden. Vrienden weten dat ik de nerd speel, om pijnlijke ontmoetingen voor te zijn. Wel heb ik een cijfergeheugen. Ik herken het nummerbord van de vorige auto van de buurman, op de A6, in een flits. En rekenfouten vallen me op zonder narekenen. Erg makkelijk in mijn beroep. Ik heb een rustig leven. Dan moet ik jullie wat bekennen, zegt de vierde. Visueel, auditief, en cijfermatig ben ik nogal zwak. Dat vinden ze raar. Ons ken je, en je praat uit je hoofd over ingewikkelde dossiers. Je moet dus een soort geheugen hebben. Schrijven, is mijn antwoord, schrijven met mensen, dan ken ik ze. Daarom is mail heerlijk, zonder webcam. Ik heb een geheugen voor woorden – en mensen – met betekenis. Tussen 100 kantjes prietpraat valt me die ene bloedmooie zin op. Die onthoud ik. Veel geheugen is daar niet voor nodig. Veel tekst is prietpraat.
We worden het eens over de stelling dat echte mannen een beetje contactgestoord zijn. Laat ons, vinden we. Het geeft ons rust.