Er is verwarring over hoe je je partner noemt: man / vrouw, echtgenoot / echtgenote, of anders. ‘Mijn vrouw’ klinkt wat bezitterig, anderen hebben daar geen moeite mee. Sommigen willen precies de emotionele waarde weergeven. Dat is lastig. Je hoort ze stuntelen met ‘ex-vrouw’, ‘nieuwe vriendin’, ’tweede vrouw’ en ‘mijn vrouw maar we zijn niet getrouwd’. ‘Mijn vriendin’ klinkt weer alsof je je 30 jaar jongere medewerker stiekem ontmoet in van der Valk hotels.
Bij een slordige enquête op het terras naar ieders benamingsgewoonten bleek man/vrouw het meeste voor te komen. Verder passeerden vriend/vriendin, echtgenoot/echtgenote en ‘partner’. ‘Partner’ is zo nadrukkelijk sexe-neutraal dat iedereen denkt ‘Is ze toch een lesbo?’ De mannelijke poëten gebruiken ’teerbeminde’ en ‘lieftallige echtgenote’; schattig hoor. Maar ook een beetje klef. De mooiste is ‘ega’. Diegene die zijn vrouw zo noemt kennen we. We vermoeden dat zijn ega hem ego noemt. Even ingewikkeld is het met de taalkundige ongemakkelijkheden bij scheidingen, bij samengestelde gezinnen. Hoe noem je de ex-man van de schoonzuster van je eigen ex? Mijn ex-ex-zwager? En is het stiefkleinkind, kleinstiefkind of gewoon kleinkind?
Het is tobben met de besmuikte expressie van al die ingewikkelde familiale relaties. Bespaar me uw DNA-overwegingen, uw emotie-historie en uw juridische status. Laten we gewoon elkaars rollen benoemen. Mijn man, mijn vrouw, mijn zwager, mijn kleinkind. De rest is het verhaal. Verhalen passen niet in een enkel woord.