Discrimineren is normaal

Niemand zegt dat hij discrimineert. Ik wel. Ik maak onderscheid tussen mensen. Ik zou niet weten hoe ik zonder kan. Daar zit ervaring achter, verhalen van anderen, cijfers en mijn vooroordelen. Komt kwaadaardig discrimineren veel voor? Niet dat ik weet. Een beetje onterecht discrimineren gebeurt heus wel, het onderscheid maken, zonder persoonlijk te worden. Je zit er wel eens naast. Erg is dat niet. Je mag een mening hebben, vooroordelen zelfs, over mensen. Discrimineren heet ook wel “Profileren”. Dit is nodig in veel beroepen. Anders kunnen de autohandelaar, de dokter en de politieagent hun werk niet doen. Profileren is professioneel kansen schatten. Meer is het niet. Als ik mijn telefoontje even uitleen aan iemand die zijn moeder wil bellen, dan profileer ik natuurlijk ook. Een Roma-achtige jongedame

met een tamboerijn op de straathoek leen ik mijn telefoontje niet uit. U wel? Bent u zo’n goede sprinter? Het begrip “discrimineren” is jammer genoeg verschrompeld. Het wordt alleen nog gebruikt door mensen die zich gediscrimineerd voelen en daar anderen van beschuldigen. De rest gebruikte het deftige “diversiteit”. Dat klinkt leuker. Nu is “inclusiviteit” in opkomst. Van niet discrimineren naar inclusiviteit. Het hele begrip vervaagt, door die angstige taboe-sfeer. Andere taboes in deze sfeer zijn allochtonen, ouderen, arme mensen en gehandicapten. Foute woorden, zo begreep ik. Doen we inclusiviteit erbij. Verboden voortaan. Terug dus naar actief discrimineren van mensen. Dat doe ik. Ik kan niet zonder mijn onderscheidingsvermogen. Wel met respect voor de ander, en altijd bereid de uitzonderingen te zien. Ook ben ik nieuwsgierig naar andermans vooroordelen, andere ervaringen en meningen, naar andere cijfers. Ik stel mijn meningen graag bij. Ik wel. Wie zich gediscrimineerd voelt heb ik dat nog nooit zien doen. Inderdaad, dat is vooroordeel.