Specialisatie, het is erg hip. Huisartsen en specialisten, iedereen doet er driftig aan mee, omdat het zo leuk is iets goed te kunnen. Verzekeraars doen het ook, maar zij noemen het ‘kwaliteit’. Leuk of kwaliteit, het gaat een keertje mis met dat gespecialiseer. De hele dag ontzettend knap kunstknieën plaatsen haalt het dokteren uit het vak. Aan zo’n orthopedisch chirurg heb je in de dienst niet veel als je een mank kind verwijst. En wat moet je met een ontregelde diabeet als de Hodgkin-internist achterwacht heeft? Huisartsen zijn eveneens dit pad ingeslagen. Het aanvankelijke enthousiasme van huisartsen met een bijzondere vaardigheid is doodgeknuffeld door de NHG bureaucraten. Een vierjarige opleiding is er van gemaakt, kaderartsen heten zij; beleidsdokters dus. Dokteren in hun hobby wordt niet aangemoedigd. Ze implementeren beleid, geven bijscholing en schrijven nieuwe protocollen. Notulen en powerpoints, meer is het niet.
Laten we maar aannemen dat
deze specialisatie beweging een keertje ontspoort. Wat kan is dat verpleegkundigen het dokteren geheel overnemen. Dokters worden dan zoals vroeger, toen dokters deftige blaaskaken waren, terwijl chirurgijns en vroedvrouwen het echte werk deden.
Beter is het als er weer huisdokters, chirurgen en internisten komen die niet gepromoveerd zijn. Die in geen enkele landelijke commissie zitten. Enthousiaste twintigers en dertigers die alles kunnen, maar nergens briljant in zijn. Ze weten voldoende van alles. De sociale kaart kennen ze. Ze regelen wel eens wat voor een sneue patiënt. Ze spreken mensen die te ingewikkeld zijn voor protocollen. Probleemgezinnen, somatisanten, hoogbejaarden, de hopelozen en de stervenden, ze zijn welkom bij hen. En de kleine kwalen. En toch die ene tumor eruit halen, omdat ze het niet pluis vinden, op ervaring. En die hebben ze, want elk jaar spreken ze meer dan 5000 patiënten. Zij wel. Ik wacht geduldig af. De echte dokter komt wel weer terug.