Sterfbed

Een sterfbed kan mooi zijn als je de tijd hebt en als je niet alleen bent. Sterven is dan rustig wegglijden, met een beneveld brein de laatste dagen. Mensen bij je, liefdevol afscheid, in je eigen tempo. We denken dat de comateuze geest rustig wordt van die bekende stem, van de hand die je vasthoudt. Het klopt niet met wat we weten van coma, maar het is een prettige gedachte. Eenzaam sterven is daarom een akelig gebeuren, denk ik.

Eens vond een jonge vrouw dat zo’n akelige gedachte dat ze haar vreselijke oom in huis heeft genomen, om te sterven. Niemand wilde meer met hem omgaan. Het was een slecht mens. Hij had gruwelijke dingen op zijn geweten. Iedereen was blij dat hij spoedig dood zou gaan. Hij zelf was daar ook niet rouwig om. Toch gaf ze hem een bed, een sterfbed, met kopjes thee en een praatje, die laatste weken. Hij is niet alleen gestorven. Dat vond ze beter. Zijn morele spiegelbeeld was een zeer vrome man die weken voor zijn dood stopte met praten. Hij lag met gesloten ogen te bidden, praten met God, weken lang. Hij heeft zijn mond niet meer open gedaan voor zijn vrouw en kinderen. Ik vond dat nogal wreed. 
Sterven kan ook samenkomen betekenen. Soms lukt het een langdurige breuk met een kind te herstellen op het sterfbed. Stugge kerels van 85 jaar die 40 jaar daarvoor hun dochter ‘nooit meer hoefden te zien’. En nu akkoord gingen met mijn suggestie ‘Je moest haar maar bellen om afscheid te nemen, dwarskop!’. Rust en tevredenheid kwam dan mee, waarna het sterven mooi was. Samen en in je eigen tempo. Dan kan sterven mooi zijn.