Meestal gaat er iets stuk als je een beroerte krijgt. Er gaat iets stuk in de hersenen door gebrek aan bloeddoorstroming, een infarct of door teveel bloed daar, een hersenbloeding. Dat stukke merk je aan de eenzijdige verlamming of aan woordeloosheid, geen taal meer. Of wel woorden kunnen vinden, maar ze niet kunnen zeggen. Soms zit een beroerte op een hersenplek die blijkbaar betekenisvol is voor de persoonlijkheid.
Dan blijkt iemand na de beroerte ontremd, sociaal slordig, of goklustig geworden. Een actief mens kan een slome worden, een vriendelijk geduldig mens wordt een prikkelbare naarling. Gelukkig trekken veel verlammingen bij, al kan het een half jaar duren. Misschien herstelt zo’n verandering van de persoonlijkheid ook wel wat. Je hoopt het maar. Laatst was iemand ten goede veranderd door de beroerte. Zijn verlamming viel mee. Maar zijn verandering als persoon was enorm. Een teruggetrokken, passieve man was een vriendelijke attente man geworden. Ze kreeg weer een arm om haar schouder. Hij deed weer mee aan de opvoeding van het kind. Ze bespraken weer samen de moeilijke dingen van het leven. Zijn verlamming trok bij. Ik hoop dat zijn andere hersenbeschadiging niet herstelt. Ik wens hem, ook voor haar, onherstelbare hersenschade toe.