Mensen krijgen een scootmobiel als ze niet goed meer uit de voeten kunnen. Dat is de basis van de wetten voor gehandicapten voorzieningen. Een gebrek moet gecompenseerd worden. Niet goed op straat kunnen lopen: scootmobiel. Niet goed trap kunnen lopen: traplift. Onhandelbaar op de fiets naar de speciale school: leerlingenvervoer met een busje. Pijn in je gewrichten: warm water zwemmen. De lijst diagnoses die daar achter ligt breidt zich langzaam uit. Eerst moest je echte reuma hebben, nu is versleten gewrichten genoeg voor een scootmobiel. Eerst moest je een heuse ziekte hebben, nu is een verstoord pijnsysteem voldoende voor een traplift.
Dit stelsel is tientallen jaren geleden bevochten door revalidatie-artsen, met goede argumenten. Voor een handicap maakt de oorzaak niet uit. Of je een half verlamd poliobeen of een kunstbeen hebt, mank ben je. Daar zijn voorzieningen en aanpassingen voor mogelijk. Weg met de diagnose, kijk naar de beperkingen. Helemaal mee eens. Maar er is een blinde vlek. Die blinde vlek is of die voorziening therapeutisch ook goed uitpakt. Een voorziening is er voor een stabiele gehandicapte eindtoestand die hoogstens slechter kan worden. Dat is zo voor iemand met een poliobeen of geamputeerd been. Dat is niet zo voor benauwdheid door COPD, slechte beenvaten of een verstoord pijnsysteem. Dat is niet zo voor mensen die met hun kwalen ook nog eens dikker worden, door de scootmobiel. Die mensen kunnen zieker worden als ze niet bewegen. Die kunnen verbeteren als ze met moeite en begeleiding meer bewegen. Een uitdijend stelsel van voorzieningen maakt een deel van de gehandicapten meer gehandicapt. Meer invalide door de scootmobiel. Een toen revolutionaire gedachte – kijk naar de beperking en niet naar de diagnose – was een eye opener. Nu moet er nog oog komen voor de soms invaliderende bijwerkingen.
Ingezonden Medisch Contact 2012;67:2042 – 14 september