Er is een soort mensen dat heftig leeft en steeds in de problemen komt – of anderen in de problemen brengt. Deze mensen vinden anderen óf fantastisch goede óf vreselijk slechte mensen. Er zit niets tussen. Er zit ook niets in, behalve chaos en wanhoop. Dit vullen ze met heftigheid. Ze hebben boezemvrienden, favoriete broers en lieve collega’s. En ze hebben vijanden, ex-en en gehate zusters, allemaal voor even.
Een vriend kan zomaar een naarling worden. Een mishandelende partner kan morgen een knuffel krijgen. Een vlakke, zakelijke relatie verdragen ze niet. Dan knallen ze heftig, net zolang tot er diepe vriendschap of eeuwige vijandschap is ontstaan. Sommige zijn sneue lieverds, andere zijn regelrecht vals, de relatie-terroristen.
Laatst sprak ik er een – type sneue lieverd – die werkelijk tot het gaatje gegaan was. Haar hele sociale netwerk lag aan flarden. Dat kwam allemaal door anderen, niet door haar, vond ze tot nu toe. Toen kwam de jeugdbescherming aanbellen. Want kinderen gedijen niet goed als ouders oorlog voeren.
Deze vrouw keek eindelijk in de spiegel en zei tegen zichzelf “Anderen kan ik niet veranderen, mezelf misschien wel. Ik moet wel, want ik wil de kinderen niet kwijt”. Dat is ze nu aan het doen, met deskundige hulp ander gedrag inoefenen. Het kost haar enorm veel moeite, maar ze doet het. Haar heftige persoonlijkheid noemen we borderline persoonlijkheidstoornis, een ouderwets woord wat letterlijk ‘grensgeval’ betekent. Borderliners gaan voortdurend over hun eigen en over andermans grenzen heen. Blijkbaar is er voor deze vrouw een grens waar ze niet voorbij wil, namelijk haar kinderen verliezen. Normaal is ze niet, maar haar hart zit nog op de goede plek.