Dit is de laatste column in deze krant de Almare die ophoudt te bestaan. Over afscheid dus, groot afscheid en klein afscheid. Afscheid na een gesprek, onderhandeling of aanraking. Elke dag neem ik 35 keer per dag afscheid van mensen. Tweejarigen geef je geen hand. Daar zwaai je naar met “Dag, lieverd!”. Vierjarigen geven jou de verkeerde hand als ze rechts hun knuffel vasthouden. “Doe maar de andere hand”, zeg ik pedagogisch. Dat moet je weer niet bij een zesjarige doen, want dat vat moeder op als een verwijt, aan haar opvoedkunde. Bij 12-jarigen negeer ik de ouder. Dan krijgt de jongeman de volle aandacht. Want een 12-jarige is een groot mens; wankel, maar groot. De 14-jarigen moet je intensief spreken en afscheid nemen met “Sterkte de komende jaren” Want die zie je pas weer terug als ze misschien een kind hebben, of al schulden.
Afscheid neem ik van mensen die verhuizen naar de andere kant van de stad. Op de huisartsenpost of op de Grote Markt kun je ze dan weer tegenkomen. Jongvolwassenen nemen geen afscheid. Die gaan ongemerkt de grote wereld in. Voor ze 30 jaar zijn zie je ze weer terug in de spreekkamer, stevige mensen dan, trots vaak of beduusd, afgestudeerd aan de universiteit of wijzer na de penitentiaire inrichting. Afscheid neem ik definitief van stervenden en van doden. Die hebben hun best gedaan en kunnen het niet meer overdoen. Daarom is de dood zo droevig. Alle andere afscheid vind eigenlijk wel leuk. Het is een bladzij omslaan, benieuwd naar het vervolg. Ik neem graag afscheid van u. Dank u voor wat we samen hadden.
Misschien heeft deze column een vervolg in de opvolger van de lokale krant de Almare. Anders op de website www.nicovanduijn.nl, voor verhalen over pijn, hoofdpijn, dokteren, brieven aan baby’s en de rest van het leven.