In mijn spreekkamer kom ik vrolijke, ondernemende snuiters tegen, die van drie jaar bedoel ik. Ze pakken alles wat los en vast zit. Vaders en moeders worden daar soms onrustig van. Ik niet, de peuter al helemaal niet. Nee, dat mag niet. Foei, leg terug. Dat is niet van jou, maar van de dokter. Tenenkrommend is de opmerking “Blijf af, anders geeft de dokter je een prikje”. Vreselijk vind ik dat. Investeer je in een goede arts-patient relatie met driejarigen en zo’n ouder verprutst dat. Mij zwart maken, mij als boeman gebruiken; lekker makkelijk is dat.
In de supermarkt zie je hetzelfde. “Nee, niet doen”. “Foei! Niet aan de soepstengels zitten, leg terug”. “Als je dat nog één keer doet, dan wordt de baas van de winkel boos, want…. De ingewikkelde motivering ontgaat de driejarige geheel.
Slimme peuters trekken zich er niets van aan, doof geworden voor het gemopper van hun ouders. Ze kennen het ritueel, ze beheersen de situatie volkomen. Na 10 keer mopperen gaan ze brullen. Een handige peuter doet dat goed getimed, op het juiste genante volume, vlak voor de kassa. Dan volgt de beloning: de krentenbol. Knap werk, van die peuter.
Laatst zag ik een ouder rustig zeggen, met een vleugje strengheid “Kom deze kant maar uit. En leg de koekjes terug. Heel goed”. Op 3 meter afstand! En het kind deed het. Geen verbod, uitleg of dreigement. Alleen maar toon en lichaamstaal. En rust. Buitengewoon knap bij die rappe dondersteen. Opvoeden heet dat. En die krentenbol peuter? Dat heet africhten, de peuter heeft zijn ouders afgericht.