“Graag een verwijzing voor ADHD-onderzoek”, zei de school tegen de ouders en de ouders tegen mij. Geen verwijsbriefje van de juf, geen observatieverslag, probleembeschrijving of vraagstelling. Wil juf het kind aan de pillen? Willen ouders dat? Of wil juf een rugzakje met geld? Collegiaal vind ik dit nogal onbehoorlijk, dit over de heg kieperen. Het kind bleek thuis en op voetballen geen problemen op te leveren. Een druk, avontuurlijk baasje, altijd met een pleister op zijn knie. Een rommelkont die nooit zijn schoenen netjes wegzet. ´Doe-k-zo-wel-even´ roept hij als hij drie opdrachten tegelijk kreeg, maar met één opdracht tegelijk gaat het goed. Hij blijft er vrolijk onder. Alleen in de klas ging het niet goed, sinds september.
Volgens de juf kon het niet aan haar liggen, want alle invaljuffen in de afgelopen drie maanden hadden problemen met het drukke jochie, alle vijf. Ook het leren ging achteruit. Dus er moest iets mankeren aan het kind. Dat had moeder toch wat onzeker gemaakt. “Het zou wel kunnen, toch, dokter? ADHD? Hij lijkt op zijn vader. Die is nog veel erger. Maar geen pillen, hoor! Trouwens, wilt u even naar mijn eczeem kijken. Leuk schilderij hangt daar; zelf gemaakt?” Haar wijzende arm sloeg de bloeddrukmeter op de grond.
Hier had ik geen studie genetica voor nodig. Het joch had zwaar belast ADHDDNA, van het vrolijke type. Maar diagnostiek naar ADHD leek me onnodig. Het joch functioneerde voldoende. De diagnose ADHD gebruik je als het kind op alle fronten last heeft en het beleid anders kan worden met die diagnose. Deze juffen kunnen blijkbaar niet omgaan met deze bijzondere jongen, andere juffen wel. Ik vond het een schoolprobleem, geen geneeskunde. De juf kreeg een frikkerig briefje van me. Eigenlijk zette ik het kind weer netjes terug over de heg. Ieder zijn vak.