De drijfveren van een draufgänger, ze drijven langzaam weg. Het is geen droevig ’thoeftnietmeer’, noch een opgelucht ‘eindelijk’. Het is verbaasd in de spiegel kijken. Er is geen dringende drukte meer. Zou ik op de andere extreem gaan lijken? Op mensen die altijd al meedrijven op hun leven, desnoods op andermans vlotje? Mensen die nooit uitdagingen begretigen? Of op mensen die altijd al in balans zijn geweest, de bofkonten? Nou ja, ik ben de laatste 55 jaar een gedreven mens geweest. Maar die drive druppelt langzaam weg. Draagkracht is zelden een probleem geweest. Daarom vond iedereen dat ik hard werkte. Ik niet. Zeker, uitputting ken ik, zoals de laatste keer toen ik 24 uur geslapen heb, op de Intensive Care, met onschuldige borstpijn. Ook weer opgelost. Die drijfveren hadden te maken met wat je doet, dat ook goed doen, steeds beter eigenlijk. Eerst zelf, daarna het anderen uitleggen hoe dat moet. Draufgängers heb je in elk vak, in elk leven. Meubelmakerij, zorgen of belastingexpertise is het voor anderen. Voor mij was dat alles willen snappen, dokteren, les geven, schrijven en gemeenteraadswerk. Dat die drang wegdrijft komt niet door gepensioneerd zijn. Het is omgekeerd. Het komt ook niet
omdat ik niets meer te vertellen heb. Tot het laatste consult in de spreekkamer had ik plezier, was ik scherp. Nog steeds zijn mijn moties goed geschreven. Nog steeds heb ik een goed verhaal voor de camera.
Nu echter dobbert langzaam een andere drijfveer naderbij. Welke naam die heeft, dat weet ik nog niet. Komt wel. Het komt wel goed. Met de jaren komt niet de wijsheid, wel het geduld.