Mijn vrouw vindt alle baby’s mooi. Als er eentje in de omgeving geboren is schiet ze voortdurend babywinkels in, op zoek naar babyslofjes en rompertjes. Want iets moois moet mooi aangekleed worden. Ze smelt al bij de gedachte. Nog vele jaren na de borstvoeding voor de eigen kinderen schoot de borstvoeding toe als ze zo’n verse baby van een ander vast mocht houden. Ik vind baby’s helemaal niet mooi, meestal. Dat is ook logisch als je een beetje zicht op de anatomie hebt. Bevallen is noodzakelijkerwijs een gewelddadige bezigheid. Het wurm komt er knap verfrommeld uit, en de moeder moet je nogal eens fatsoeneren met wat hechtingen. Het zou niks voor mij zijn. Zwanger zijn lijkt me wel leuk, maar aan het eind, nee…
Ooit deed ik twee kraambezoeken achter elkaar. De ene was een lelijk frommeltje, de ander
een plaatje. Ik flapte dat er ook uit. Oeps. Soms had ik zo’n dag. De volgende dag stampte de oma – van het frommeltje – briesend mijn spreekkamer binnen, zonder afspraak. Mij werd ernstig de les gelezen. Zo’n 25 jaar later sprak die frommel me aan in de jachthaven van Harderwijk. Of ik hem nog herkende. Nee, ik had geen idee. Het was een montere, fraaie jongeman geworden. Hij had schik om het verhaal.
Voortaan ga ik zeggen “Lelijk in de luier, mooi in de sluier”. Of zal ik maar gewoon mijn mond houden?