Renate Dorrestein en haar zus begrepen de zelfmoord van hun zus niet, lang geleden. Ze herkenden er niets van zichzelf in, die ultieme wanhoop *. Het milieu was hetzelfde en de genen ook. Dat vonden ze raar. Beide is een misvatting. Genen van zussen verschillen, tenzij het een eeneiige tweeling is. De sociale wisselwerkingen binnen een gezin verschillen ook. Daar komt dan toeval bovenop, pech, geluk, en die ene opmerking van die ene leraar. Maar er zijn patronen in aanleg; niet bij iedereen, maar bij opvallend veel familieleden. Niet één patroon, maar meerdere soms tegengestelde patronen in karakter. In mijn familie heeft het vaak met biologie te maken, maar niet altijd. Verder zie je
maatschappelijk verantwoordelijksheidsgevoel, gemakzucht, slordigheid en taaiheid. Opa van Duijn (Pleun, mijn tweede naam) was tuinder. Overgrootvader van Vliet (Nicolaas, mijn eerste naam) was een herenboer. Hun karakters waren tegengesteld. De ene was gemakkelijk levend, gauw tevreden. De ander was altijd druk met verantwoordelijkheden. Die laatste, Nicolaas van Vliet, was raadslid in de Lier vanaf 1902, later wethouder, precies 100 jaar voor mijn start als raadslid. Veel ooms, tantes, neven en nichten doen iets met tuinbouw. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Zo heet dat. Mijn vader heeft chemie gestudeerd, maar dat werd biochemie. Later ‘vond hij de moleculaire biologie uit’, met DNA en zo. Eén zoon is ook moleculair bioloog, één zoon dokter, de helft van de kleinkinderen studeren biowetenschappen. Geen van Duijn is kunstenaar of technicus. Precies zijn ze niet, maar wel geduldig. Geen spoor van sporttalent, laat staan sportbehoefte. Ambitie te winnen missen ze. Allen willen dingen begrijpen. Er zijn mengvormen herkenbaar. Aanleg kan generaties overslaan. Mijn zus is een echte alfa. Geen biobelangstelling of bêtadenken. Haar gezin is voornamelijk in het buitenland opgegroeid. Geen sterke milieu-invloeden dus. Desondanks komen twee van haar vier kinderen in de biowetenschappen terecht, het vak van hun opa, ooms, neven, nichten. Dit is aanleg die een generatie overslaat. Brusjes – broertjes en zusjes – verschillen, met duidelijk herkenbare familietrekken, door wisselende genen combinaties. Mensen zijn toevallige patronen; een charmante paradox.
* Gehoord bij Boekpresentatie 5-2-2015 Weerwater, Renate Dorrestein, gastschrijver Almere 2014