208 Waterwoorden, Glossarium Aqua Neerlandica

Gezegd wordt dat Eskimo’s tientallen woorden kennen voor soorten sneeuw en ijs. Zeelieden onderscheidden vroeger de bramzeilbries van de labberkoelte. En bergbewoners kennen meer steiltes dan onze heuvels en dalen. Ik vroeg me af hoeveel woorden we hebben om water te benoemen. Gracht, kanaal en ringvaart zijn voor Neder­landers drie verschillende watergangen die de Engelsen allemaal ‘canal’ zullen noemen. Begonnen met 100 woorden groeide het uit tot 208 woorden, inclusief verbijzonderingen zoals de verschillende soorten boezems, dijken en putten, inclusief verkortingen als bij zandzuigerput. De overeen­komst in de reeks is steeds ‘water ergens in, iets in het water, en waterwerken, natuurlijk of door mensen gemaakt, voorkomend in Nederland’. Verschillende schrijfwijzen als A, Aa en Zijl, siel, syl tellen niet mee. Golf, fjord en stuwmeer zijn te buitenlands.

De woorden randmeer, spaarbekken en zuigerput zijn moderne woorden, evenals de vakwoorden estuarium en caisson. Woorden als rak, mui en kwelder zijn misschien wel meer dan duizend jaar in gebruik, tot nu. Andere oude woorden bestaan alleen nog in aardrijkskundige namen van watergangen, zoals de Brabantse Aa, de Westlandse Lee en de Dordtsche Kil.

Onze natte geschiedenis is rijk, onze natte woordenschat ook.

  1. A, Aa, Ae
  2. Afwatering
  3. Aquaduct
  4. Baai
  5. Bedding
  6. Beek
  7. Bekken
    1. bergbezinkbassin
    1. spaarbekken
    1. waterbekken
  8. Bermsloot
  9. Boezem
    1. benedenboezem
    1. besloten boezem
    1. bovenboezem
    1. hoge boezem
    1. lage boezem
    1. tussenboezem
    1. vrije boezem
  10. Bovenwater
  11. Branding
  12. Brekken
  13. Breriviermond
  14. Broek
  15. Bron
  16. Caisson
  17. Daliegat
  18. Dam
  19. Delf
  20. Delta
  21. Diep
  22. Dijk
    1. bandijk
    1. binnendijk
    1. dromerdijk
    1. dwarsdijk
    1. ringdijk
    1. schaardijk
    1. slaperdijk
    1. winterdijk
    1. zomerdijk
  23. Dijkput
  24. Dobbe
  25. Doorbraakgat
  26. Draaikolk
  27. Drainagebuis
  28. Drijfzand
  29. Duiker
    1. klepduiker
  30. Duinrel
  31. Duinpan
  32. E, Ee
  33. Estuarium
  34. Gat
    1. zeegat
  35. Gemaal
  36. Getijdenstroom
  37. Gracht
  38. Greppel
  39. Geul
  40. Goot
  41. Grondwater
  42. Hank
  43. Hollestelle
  44. Inham
  45. Inundatie
  46. Kade
  47. Kanaal
  48. Kil
  49. Krib
  50. Kwelder
  51. Kwel
    1. kwelwater
    1. kwelbeek
  52. Kolk
    1. molenkolk
    1. sluiskolk
  53. Kom
  54. Kreek
    1. getijdenkreek
  55. Laagwater
  56. Lee, Leede
  57. Maar
  58. Meander
  59. Meer
  60. Moeras
  61. Moer
  62. Molentocht
  63. Mui
  64. Muiden
  65. Ondiepte
  66. Overlaat
  67. Overloop
  68. Overstort
  69. Overtoom
  70. Overstroming
    1. overstromingsvlakte
  71. Petgat
  72. Pier
  73. Pingo
  74. Priel
  75. Put
    1. waterput
    1. regenput
    1. afvoerput
    1. rioolput
  76. Plaat
    1. zandplaat
  77. Plas
  78. Poel
  79. Pijpwel
  80. Rak
  81. Randmeer
  82. Rede
  83. Regenplas
  84. Regenton
  85. Ringvaart
  86. Riool
  87. Rivier
    1. rivierloop
    1. rivierarm
    1. dode rivierarm
    1. rivierbed
    1. rivierpand
    1. riviervak
    1. rivierengte
    1. riviermond(ing)
  88. Sas
  89. Schor
  90. Schotbalk
  91. Schut
  92. Singel
  93. Slenk
  94. Slibdepot
  95. Slikken
  96. Sprank
  97. Sloot
  98. Slufter
  99. Sluis
    1. duikersluis
    1. inlaatsluis
    1. schutsluis
    1. spuisluis
    1. tussensluis
    1. waaiersluis
  100. Spui
  101. Strandhoofd
  102. Strank
  103. Strekdam
  104. Stroom
  105. Stroomgebied
  106. Stroomversnelling
  107. Stortvloed
  108. Stuw
  109. Trechtermond
  110. Trekgat
  111. Trekvaart
  112. Toom
    1. overtoom
  113. Tocht
  114. Uiterwaard
  115. Vaargeul
  116. Vaart
    1. trekvaart
    1. ringvaart
  117. Ven
  118. Vliet
  119. Vloedkom
  120. Vloedplank
  121. Vloeiweide
  122. Voorde
  123. Vijver
  124. Wadi
    1. kwelwadi
  125. Wadden
  126. Wal
    1. lagerwal
    1. hogerwal
  127. Wantij
  128. Waterbassin
  129. Waterbekken
  130. Waterberging
  131. Watergang
  132. Watering
  133. Waterlinie
  134. Waterloop
  135. Waterval
  136. Watervoerend pakket
  137. Welput
    1. welpijp
  138. Wetering
    1. voorwetering
  139. Wetland
  140. Wiel
  141. Wijk
  142. IJ
  143. Zee
    1. binnenzee
    1. waddenzee
    1. ijszee
  144. Zeearm
  145. Zeegat
  146. Zijl, siel, syl
  147. Zinkstuk
  148. Zomerbed
  149. Zuigerput
    1. zandzuigerput
    1. zandput
  150. Zwin

Met dank aan mensen die reageerden met steeds weer nieuwe waterwoorden. Waterpokken en waterhoofd zijn niet overgenomen. Glossarium Aqua Neerlandica past dan in de reeks politieke schotschriften Glossarium Verba Irritantia Politicorum, Glossarium Holle Woorden en Eufemismen in politiek & bestuur; zie  Politiek – nicovanduijn.nl