Dokters krijgen geen kanker. Nou ja, andere dokters soms wel, maar ik zelf niet, nu niet tenminste, later misschien. En dan zie ik het wel. Patiënten, die krijgen wel eens kanker. Patiënten kunnen tevoren ongerust of angstig zijn daarvoor. Dokters niet. Dokters zijn ongerust of zelfs angstig voor wat anders, namelijk een kankerdiagnose te missen, bij patiënten. In die bezorgde denkwereld speelt het eigen lijf geen rol.
Ongeveer één keer per maand stellen we de diagnose kanker. Nooit denk ik serieus ‘Dat had mij ook kunnen overkomen’. Ook niet toen ik onlangs zelf een beetje kanker had. Een kleintje maar, niet erg kwaadaardig, in de ontstoken blindedarm, al weggehaald door de chirurg. De kans op uitzaaien is miniem. Dat vond ik geruststellend. De afwegingen van die denkwereld zijn me vertrouwd. Want ik denk in kansen, inschatten, redeneren en handelen. Ik denk ook in pech, geluk en toeval. Het toeval wint nogal eens, dat is me bekend. Dat geeft rust. Dokters denken hierin net als 90-ers. Die tobben niet meer over een kwaadaardige toekomst. Ik tob over van alles, maar nooit over kanker krijgen; nog steeds niet. Wat levensinstelling betreft ben ik dus een 90-plusser. Nu moet ik nog 90 jaar zien te worden. Met een beetje geluk… En anders merk ik het wel.