Laatst zag ik een moeder continue mopperen tegen een peutertje van 3 jaar. Dat ging maar door met corrigeren, de ene na de andere negatieve opmerking. Op luide toon vertelde ze dat wurm wat het allemaal niet goed deed. Ik werd er beroerd van. Het was een rot gevoel om het te zien. Ik weet niet goed wat dat gevoel is.
Zien hoe die moeder omgaat met haar peuter – want opvoeden kun je het niet noemen – en niets doen. Misschien vind ik mezelf laf. Het kind reageerde niet. Het kind deed steeds zijn best om zijn moeder te plezieren. Stapje vooruit naar de stoeprand, oh jee, niet goed, stapje terug. Weer verkeerd, meelopen met de kinderwagen dan maar. Ook niet goed, oppassen voor die meneer. Ik ken ook kinderen met net zo’n moeder die een heel repertoire ontwikkeld hebben om nog een beetje het leven te houden. Brullen bijvoorbeeld, of jengelen om niks. Of helemaal nergens meer naar luisteren en gewoon de eigen gang gaan. Misschien komt ze wel met hem op het spreekuur. “Zou hij doof zijn, dokter, of ADHD misschien?” Wat voor groot mens zou zo’n peutertje later worden? Misschien wordt het een angstig mens, schichtig kijkend naar wat anderen zeggen. Misschien wordt het een depressief, onzeker mens ‘Ik doe het nooit goed. Dood is beter’. Misschien wordt het een gewetenloos mens “Want het maakt toch niet uit wat je doet”. Een hulpvraag voor een pedagogisch spreekuur heeft die moeder niet, jammer genoeg. Misschien heeft die peuter als het een groot mens is wel vragen om hulp voor mislukte opleidingen, relaties en baantjes. Misschien heeft het dan zelf wel een peuter van 3 jaar. Zal ik het dan durven? Te zeggen dat knuffelen, prijzen en waarderen veel leuker is om te zien, voor mij? En dat die peuter dan een leuk, zelfstandig mens wordt, zonder levenslange rot gevoelens?