216 Waterwoorden, Glossarium Aqua Neerlandica

Gezegd wordt dat Eskimo’s tientallen woorden kennen voor soorten sneeuw en ijs. Zeelieden onderscheidden vroeger de bramzeilbries van de labberkoelte. En bergbewoners kennen meer steiltes dan onze heuvels en dalen. Ik vroeg me af hoeveel woorden we hebben om water te benoemen. Gracht, kanaal en ringvaart zijn voor Neder­landers drie verschillende watergangen die de Engelsen allemaal ‘canal’ zullen noemen. Verbijzonderingen tellen mee, zoals de verschillende soorten boezems, dijken en putten, inclusief verkortingen als bij zandzuigerput. De overeen­komst in de reeks is steeds ‘water ergens in, iets in het water, en waterwerken, natuurlijk of door mensen gemaakt, voorkomend in Nederland’. Verschillende schrijfwijzen als A, Aa en zijl, siel, syl tellen niet mee. Golf, fjord en stuwmeer zijn te buitenlands. De woorden randmeer, spaarbekken en zuigerput zijn moderne woorden, evenals de vakwoorden estuarium en caisson. Woorden als rak, mui en kwelder zijn misschien wel meer dan duizend jaar in gebruik, tot nu. Andere oude woorden bestaan alleen nog in aardrijkskundige namen van watergangen, zoals de Brabantse Aa, de Westlandse Lee en de Dordtsche Kil.

Onze natte geschiedenis is rijk, onze natte woordenschat ook.

Glossarium Aqua Neerlandica past in de reeks politieke schotschriften Glossarium Verba Irritantia Politicorum, Glossarium Holle Woorden en Eufemismen in politiek & bestuur; zie  Politiek – nicovanduijn.nl

  1. A, Aa, Ae
  2. Afwatering
  3. Aquaduct
  4. Baai
  5. Bedding
  6. Beek
  7. Bekken
    1. bergbezinkbassin
    1. spaarbekken
    1. waterbekken
  8. Bermsloot
  9. Boezem
    1. benedenboezem
    1. besloten boezem
    1. bovenboezem
    1. hoge boezem
    1. lage boezem
    1. tussenboezem
    1. vrije boezem
  10. Bovenwater
  11. Branding
  12. Brekken
  13. Breriviermond
  14. Broek
  15. Bron
  16. Caisson
  17. Daliegat
  18. Dam
  19. Delf
  20. Delta
  21. Diep
  22. Dijk
    1. bandijk
    1. binnendijk
    1. dromerdijk
    1. dwarsdijk
    1. ringdijk
    1. schaardijk
    1. slaperdijk
    1. winterdijk
    1. zomerdijk
  23. Dijkput
  24. Dobbe
  25. Doorbraakgat
  26. Draaikolk
  27. Drainagebuis
  28. Drijfzand
  29. Duiker
    1. klepduiker
  30. Duinrel
  31. Duinpan
  32. E, Ee
  33. Estuarium
  34. Gat
    1. zeegat
  35. Gemaal
  36. Getijdenstroom
  37. Gracht
  38. Greppel
  39. Grift
  40. Geul
  41. Goot
  42. Grondwater
  43. Hank
  44. Hevel
  45. Hollestelle
  46. Inham
  47. Inundatie
  48. Kade
    1. Kaai
  49. Kanaal
  50. Kil
  51. Krib
  52. Kwelder
  53. Kwel
    1. kwelwater
    1. kwelbeek
  54. Kolk
    1. molenkolk
    1. sluiskolk
  55. Kom
  56. Kreek
    1. getijdenkreek
  57. Laagwater
  58. Lee, Leede
  59. Maar
  60. Meander
  61. Meer
  62. Moeras
  63. Moer
  64. Molentocht
  65. Mui
  66. Muiden
  67. Ondiepte
  68. Overlaat
  69. Overloop
  70. Overstort
  71. Overtoom
  72. Overstroming
    1. overstromingsvlakte
  73. Peilmerk
  74. Peilbout
  75. Peilhuisje
  76. Peilschrijver
  77. Petgat
  78. Pier
  79. Pingo
  80. Priel
  81. Put
    1. waterput
    1. regenput
    1. afvoerput
    1. rioolput
  82. Plaat
    1. zandplaat
  83. Plas
  84. Poel
  85. Pijpwel
  86. Rak
  87. Randmeer
  88. Rede
  89. Regenplas
  90. Regenton
  91. Ringvaart
  92. Riool
  93. Rivier
    1. rivierloop
    1. rivierarm
    1. dode rivierarm
    1. rivierbed
    1. rivierpand
    1. riviervak
    1. rivierengte
    1. riviermond(ing)
  94. Sas
  95. Schor
  96. Schotbalk
  97. Schut
  98. Singel
  99. Slenk
  100. Slibdepot
  101. Slikken
  102. Sprank
  103. Sloot
  104. Slufter
  105. Sluis
    1. duikersluis
    1. inlaatsluis
    1. schutsluis
    1. spuisluis
    1. tussensluis
    1. waaiersluis
  106. Spui
  107. Strandhoofd
  108. Strank
  109. Strekdam
  110. Stroom
  111. Stroomgebied
  112. Stroomversnelling
  113. Stortvloed
  114. Stuw
    1. balgstuw
  115. Trechtermond
  116. Trekgat
  117. Trekvaart
  118. Toom
    1. overtoom
  119. Tocht
  120. Uiterwaard
  121. Vaargeul
  122. Vaart
    1. trekvaart
    1. ringvaart
  123. Ven
  124. Vliet
  125. Vloedkom
  126. Vloedplank
  127. Vloeiweide
  128. Voorde
  129. Vijver
  130. Wadi
    1. kwelwadi
  131. Wadden
  132. Wal
    1. lagerwal
    1. hogerwal
  133. Wantij
  134. Waterbassin
  135. Waterbekken
  136. Waterberging
  137. Watergang
  138. Watering
  139. Waterlinie
  140. Waterloop
  141. Waterval
  142. Watervoerend pakket
  143. Welput
    1. welpijp
  144. Wetering
    1. voorwetering
  145. Wetland
  146. Wiel
  147. Wijk
  148. IJ
  149. Zee
    1. binnenzee
    1. waddenzee
    1. ijszee
  150. Zeearm
  151. Zeegat
  152. Zijl, siel, syl
  153. Zinkstuk
  154. Zomerbed
  155. Zuigerput
    1. zandzuigerput
    1. zandput
  156. Zwin

216 Waterwoorden, Glossarium Aqua Neerlandica Read More »