Bemoeien

Een jonge vlerk gooit een blikje op straat. Zeg je daar wat van? Een vader brult zijn treuzelende dochtertje van drie tot de orde, in de supermarkt. Een kind van vrienden kliedert de tafel onder, met ketchup. Zeg je daar wat van? Wanneer bemoei je je wel met een ander, en wanneer niet? Moeilijker is ‘waarom?’ Mijn ergernis is niet maatgevend voor andermans gedrag. Hoewel, onder die ergernis ligt een opvatting over goed en niet goed. Ik denk dat dat door velen gedeelde opvattingen zijn. Ja, dat denk ik dan maar. Laat ik eerst de smoezeligheid van mijn ergernis even wegpoetsen. Dan verschijnt daaronder zorgzaamheid; zorgzaamheid

voor die jochies en die brullende vaders. En zorgzaamheid voor wat ze aanrichten bij anderen. Soms moet ik wel hard poetsen, maar dat moet dan maar. Toch durf ik het vaak niet, me er mee bemoeien. Wat me tegenhoudt weet ik niet precies. Dichterbij is helemaal moeilijk. Laatst heb ik het maar gewoon gevraagd, aan mijn schoondochter. “Als je later kinderen krijgt en ik vind dat je het niet handig doet, met eten, naar bed brengen, of met gedrein van het wurm. Mag ik dan zeggen wat ik er van vind?” Dat vond ze goed, graag zelfs, als het er om ging dat ze een betere opvoeder kon zijn. Zorgzaamheid dus. Dan is bemoeien goed. Ook bemoeien kun je dus organiseren, tevoren, met een praatje. Ben benieuwd of ik het dan wel durf. Ik hoop dat ze me een beetje helpt, met mijn zorgzame bemoeienis.