Gezegd wordt dat Eskimo’s tientallen woorden kennen voor soorten sneeuw en ijs. Zeelieden onderscheidden vroeger de bramzeilbries van de labberkoelte. En bergbewoners kennen meer steiltes dan onze heuvels en dalen. Ik vroeg me af hoeveel woorden we hebben om water te benoemen. Gracht, kanaal en ringvaart zijn voor Nederlanders drie verschillende watergangen die de Engelsen allemaal ‘canal’ zullen noemen.Ik kom tot zo’n 100 woorden, inclusief samengestelde woorden als boezem, bovenboezem, hoge boezem. De overeenkomst in de reeks is steeds ‘water ergens in, voorkomend in Nederland’. Golf, fjord en stuwmeer doen dus niet mee. Woorden als rak, mui en kwelder zijn misschien wel meer dan duizend jaar in gebruik, nog steeds. Andere oude woorden bestaan alleen nog in aardrijkskundige namen van watergangen, zoals de Brabantse Aa en de Westlandse Lee. De woorden randmeer, spaarbekken en zuigerput zijn moderne woorden.
Onze natte geschiedenis is rijk, onze natte woordenschat ook.
Nederlandse waterwoorden
Aa
Afwatering
Beek
Bekken, waterbekken
Bermsloot
Boezem, bovenboezem, hoge boezem, lage boezem
Bovenwater
Branding
Brekken
Broek
Caisson
Daliegat
Delf
Delta
Diep
Dijkput
Doorbraakgat
Drainagebuis
Drijfzand
Duiker, klepduiker
Ee
Gat, zeegat
Getijdenstroom
Gracht
Geul
Goot
Grondwater
Hoogwater
Laagwater
Kanaal
Kwelder
Kwel, kwelwater
Kolk
Kom
Kreek
Meer
Lee, leede
Kolk
Moeras
Moer
Molentocht
Mui
Muiden
Overlaat
Overloop
Overstort
Overtoom
Overstroming
Put, waterput, regenput
Plas
Poel
Rak
Randmeer
Ringvaart
Riool
Rivier
Rivierbed
Rivierpand
Riviervak
Sas
Singel
Slenk
Slikken
Spaarbekken
Sloot
Sluis, inlaatsluit, schutsluis, tussensluis, waaiersluis, etc
Springput
Spui
Stroom
Stroomgebied
Stroomversnelling
Stortvloed
Stuw
Trekvaart
Toom, overtoom
Tocht
Uiterwaard
Vaart, trekvaart, ringvaart
Ven
Vloedkom
Wadden
Wantij
Waterbassin
Waterberging
Watervoerend pakket
Watering
Waterloop
Waterval
Wetering, Voorwetering
Wiel
Zeil
Zee, binnenzee, ijszee, Waddenzee
Zeearm
Zeegat
Zomerbed
Zuigerput